Veel voor weinig – 6 mei 2013

Veel voor weinig

Op dit moment zijn er vier in Nederland en op elke dag van de week draaien de twintig kassa’s overuren.
Heel lang in de rij staan met je armen vol met hele goedkope kleding die precies lijkt op de topmodellen van deze zomer, maar voor véél minder geld. Waar ik het over heb? Over de Primark-kledingwinkels.

Uit het hele land komen ze. Tieners met een klein kleedgeld, moeders met een sliert kinderen achter zich aan, wat stoere pubers die ook hun slag willen slaan en nog veel meer mensen dan ik hier kan opnoemen.
Dat ze lang in de rij moeten staan voordat ze kunnen afrekenen, vinden ze niet erg. Zo goedkoop je hier kleding kunt scoren, dat kun je niet laten lopen.

Primark is niet de enige winkelketen waar het goedkoop winkelen is. Neem de C&A, de H&M, de Hema, allemaal maken ze gebruik van kledingateliers in het Verre Oosten. Ze laten er fabrieken bouwen, zetten de hallen vol met tafels met naaimachines en de benodigde hulpmiddelen en iedereen die wil kan hier een centje bijverdienen zodat er weer een mond meer te eten heeft. Dat de gebouwen verre van degelijk zijn is ook al jaren duidelijk. Er gebeuren te veel ongelukken. De lokale bouwers zijn vaak corrupt, kopen slechte materialen en houden zich niet aan vergunningen.

De mensen die er werken, zijn blij met iedere cent. Ze verdienen niet eens het minimumloon en hebben geen recht op andere regelingen zoals doorbetaling bij ziekte en pensioenopbouw. Alles moet zo goedkoop mogelijk, zegt de eigenaar. Hoe meer winst ik maak, hoe beter het is voor mijn portemonnee.

Vorige week werd weer pijnlijk duidelijk hoe er over de ruggen van de mensen geld wordt verdiend. Ze  betaalden het met hun leven. De instorting van de kledingfabriek in Dhaka was een aantal dagen groot nieuws.Het werd groot gebracht als er weer een levende onder het puin vandaan werd gehaald. Intussen is het dodental al opgelopen tot 622 vandaag. En dat allemaal omdat wij graag goedkope kleding willen en de eigenaars veel geld willen verdienen.

Voor het artikel in de Volkskrant dat mij attendeerde op deze winkelketen is aan verschillende mensen gevraagd of ze wisten van de ramp in Bangladesh. De meeste mensen hebben er vaag van gehoord. Maar als ze gevraagd wordt of ze nog wel hun kleding willen kopen die daar wordt gemaakt, zeggen ze dat als ze niets kopen, er helemaal niets meer wordt verdiend of dat dat niet hun probleem is. En zij moeten toch ook op de centjes letten want zoveel geld hebben ze ook niet te besteden. En hier koop je voor een klein beetje heel veel. Dus daar hebben ze wel een reisje voor over. Aan de makers wordt geen enkele gedachte gewijd.

Ik ben ervan geschrokken dat zo weinig mensen de link kunnen leggen tussen wat ze kopen en waar het wordt gemaakt en hoe de kleding tot stand komt. Hier in het Westen zullen we keer op keer duidelijk moeten maken dat de kledingmakers hun werk in betere omstandigheden moeten kunnen doen. De enige manier waarop er een einde gemaakt kan worden aan deze manier  van werken moet komen van de winkelketens die de kleding afnemen. Dat is mij ondertussen wel duidelijk geworden. Dat betekent waarschijnlijk wel dat de prijzen omhoog zullen gaan. Maar dat hoeft niet eens met zoveel te zijn.
De eigenaren van de kledingfabrieken zullen gedwongen moeten worden zich te houden aan de regels die de winkelketens hen opleggen. Alleen daarmee voorkom je dat er nog meer mensen bezwijken aan het maken van kleding voor ons, westerlingen.

Misschien is het hyprocriet om te zeggen dat je geen kleding meer koopt die in het Verre Oosten onder vreselijke omstandigheden is gemaakt. Maar ik ga voortaan wel proberen de afkomst van de kleding die ik wil kopen te achterhalen. En ik hoop dat ik daarmee een heel klein steentje bijdraag aan de oplossing van deze vreselijke uitbuiting.

Tot het volgende blog!