Eetgewoontes
In mijn jeugd was het mijn moeder die kookte. Mijn vader hield alleen van de echte Hollandse pot, dus het was praktisch iedere dag aardappelen, een stukje vlees of een ei en groente erbij. Op zaterdagen aten we vaak macaroni. En op zondag was er soep, een stukje vlees en toetje. En de soep en het vlees werden al op zaterdag klaar gemaakt. Altijd groente- of kippensoep. Voor de macaroni kookte mijn moeder een pan met bouillon van in blokjes gesneden rundvlees of van runderpoulet waar ze dan wel eerst de harde en vette randjes van af sneed. Van de bouillon maakte ze met een gefruit uitje een heerlijke kerriesaus. Het liefst at ik de kerriesaus apart op, dat was het allerlekkerste.
Ik weet nog heel goed dat ik een keer bij de buren kwam toen zij net gegeten hadden en dat bij ons al een poosje was geleden en dat ik dus wel weer trek had. Ze had een restje over en vroeg of ik dat wilde hebben. Ik, de kerriesaus in gedachten, had al ja gezegd voordat ik had kunnen bedenken dat zij de macaroni wel eens op een totaal andere manier klaarmaakten. En dat bleek ook zo te zijn. Het was macaroni met tomatensaus. En als er één ding was dat ik niet door mijn keel kreeg was het wel tomatensaus en tomatensoep. Maar ik durfde niets te zeggen en kokhalzend heb ik het bord leeg gegeten. En toen de buurvrouw vroeg of ik het lekker vond, durfde ik niet te zeggen hoe vreselijk dit smaakte. Daarna heb ik nooit meer tomatensaus, – soep of ketchup naar binnen gewerkt. Ik kan me trouwens ook niet meer herinneren of er ooit spaghetti op het menu heeft gestaan vroeger. Ik weet eigenlijk bijna zeker van niet.
Mijn moeder leerde van dezelfde buurvrouw wel hoe je bami maakte. Toendertijd kwam het net een beetje in om ook eens over de grens te kijken. En Indisch eten was ook lekker. Mijn vader wilde alleen maar nasi eten als hij snipverkouden was of griep had. En dan graag zo heet en scherp mogelijk, zodat hij het eruit kon zweten. Dat was tenminste zijn gedachte om zo snel mogelijk weer beter te worden. En dus maakte mijn moeder nasi.
Het zondagse toetje was vaak griesmeelpudding waar mijn zusje van gruwde en ik lekker vond of zelfgemaakte vanillevla. Een enkele keer kookte ze dan appeltjes in zijn geheel en vulde ze met jam, legde de appels op een beschuit en dan ging de gloeiendhete vla erover. Dat was altijd vechten voor het laatste beetje. Deze vla heb ik daarna ook heel vaak voor onze jongens gemaakt, maar wel zonder de beschuit onder de appel, want dat werd een doorweekte prut.
Af en toe werd er meer bouillon gekookt en maakte ze zelf kroketjes. Dat was lekker! De ragout maken, uitstrijken over borden zodat het kon opstijven en dan met twee eetlepels staafjes vormen die eerst door losgeklopt ei en daarna door verkruimelde beschuit werden gerold en dan datzelfde proces nog een keer zodat het een lekkere korst zou worden en dan ging het de frituur in. Smullen! Ik vond het alleen nooit eerlijk dat mijn vader de meeste kreeg. ‘Maar hij moet hard werken voor jullie’, zei mijn moeder dan.
Ook werd er ieder weekend iets van gebak gemaakt, een cake, een boterkoek of een appeltaart. En bovendien stonden er standaard twee zelfgemaakte broden te rijzen op de kachel in de kamer, een gewoon wit brood en een krentenbrood. De geur in huis was dan heerlijk en het water liep je in de mond.
Toen waren er nog geen broodbakmachines en gebeurde het kneden met de hand en dat was best heel zwaar werk. Ik heb dan ook vaak mee moeten helpen met kneden den knijpen en oprollen en slaan en verder alles wat je moet doen om een brood te maken. De cake werd trouwens vaak gebakken in een zogenaamde wonderpan. Dat was een cirkelvormige bak met een opening met opstaande rand in het midden en met een deksel erop met een kijkglaasje. Dat werd in zijn geheel op het gas gezet. De cake die daaruit kwam was erg lekker. Maar toen er een oven kwam was de wonderpan al snel overbodig.
Tegenwoordig zijn er zo vreselijk veel kant-en-klaar producten. Het traditionele maizenapapje met nootmuskaat voor over de gekookte bloemkool is door mij al snel vervangen door een zakje met champignon- of kerriesaus en ook de bouiillon maakte in niet meer zelf maar kocht ik kant-en-klaar in een pot. Alleen als ik veel tijd en zin had maakte ik dan wel champignonsaus van verse ingrediënten en een beetje (slag)room eraan toe gevoegd. Zelf pudding en vla maken is er ook niet meer bij. In de supermarkt zijn zoveel producten verkrijgbaar dat het niet meer loont om zelf wat te maken, alhoewel er toch wel dingen zijn die ikzelf vroeger lekkerder vond dan het tegenwoordige spul.
Ik heb dus wel wat eetgewoontes van mijn moeder overgenomen.maar heb daar ook weer mijn eigen gewoontes en variaties aan toegevoegd. En onze jongens? Die hebben ook weer wat gewoontes van mij overgenomen. Zo is onze Thijs helemaal verkikkerd op gebakken aardappeltjes met stukjes knakworst en een prutje van tomaten en uien en dan witte bonen in toimatensaus erbij. En dat heb ik weer geleerd van mijn huishoudelijke hulp toen we in Emmen woonden en ik hulp nodig had. Zij maakte het met rookworst en gebakken aardappeltjes van gekookte overgebleven restjes. Onze schoondochter is hier minder van gediend en ikzelf kan dit soort maaltijden al lang niet meer verdragen.
Tegenwoordig is Jan onze kok. En omdat mijn maag moeite heeft met alle medicatie moet ik wat scherp is vermijden, evenals citrusproducten. Dus geen mandarijnen, sinaasappels, ananas, ui, kruiden en ga zo maar door. En vaak kookt Jan dan voor zichzelf en ik eet een maaltijdsalade.
Het zou heerlijk zijn is ik weer eens normaal mee zou kunnen eten maar als er ook maar iets verkeerds in zit, krijg ik meteen problemen en dus heb ik dat afgeleerd. Maar ondanks dat kan ik toch lekker eten.
Hebben jullie ook van die eet- en kookgewoontes van je moeder overgenomen? Ik ben benieuwd naar jullie verhalen.
Tot de volgende keer!