Syrië
Al meer dan twee jaar lang horen en zien we verhalen over de opstand in Syrië. Verslaggevers met een kogelvrij vest aan reizen mee met strijders van de oppositie of verblijven in een vluchtelingenkamp of in een stadje dat in handen is van de rebellen. Waar gaat het nu eigenlijk allemaal om? Het gaat om vrijheid. Vrijheid van meningsuiting is wel het belangrijkste punt.
In Syrië was er maar één wet, namelijk de wet van de sterkste, de wet van de president van het land, Assad. Hij bepaalde wat je wel en niet mocht doen, hij vertelde iedereen dat je volgens de Islamitische leer moest leven. Hij bepaalde dat vrouwen mindere wezens waren en ondergeschikt aan hun mannen.
Nadat in landen in Noord-Afrika zoals Egypte, Libië, Algerije en meer landen in het MIdden-Oosten de bevolking in opstand was gekomen om te strijden voor het invoeren van een democratie in hun land, ontspoorde ook in Syrië de rijdende trein van de dictatuur. Nu al twee jaar lang worden we iedere dag geconfronteerd met de gevolgen van deze strijd. Bomaanslagen, vuurgevechten, bombardementen, veroveringen, maar vooral ook vluchtelingen.
Vrouwen en kinderen vertrekken massaal uit hun eigen land naar een kamp waar nauwelijks hulp is. Of ze worden opgevangen in een kamp in eigen land. Geen eten genoeg, geen mogelijkheid om je te wassen, maar één wc voor honderden mensen, geen school, geen dekens, geen water, niets, behalve heel veel andere mensen die ook wachten op hulp. Al twee jaar lang meldt Harald Doornbos, journalist Midden-Oosten hoeveel doden er dagelijks zijn gevallen in Syrië.
Een complete humanitaire ramp wordt ons voorgeschoteld.
Er is geld nodig, veel geld. En de vele rijke landen zeggen ook geld toe. Dat is natuurlijk heel erg fijn en zo zouden al die honderdduizenden vluchtelingen allemaal snel geholpen moeten kunnen worden. Helaas blijken toezeggingen alleen op papier werkelijkheid te zijn. Ze houden hun geld op zak. Ze denken dat een ander land eerst maar eens over de brug moet komen, voordat zij dat doen. Want ze zijn altijd de eerste die geld overmaken. En zo kan er niets worden geregeld.
En de Nederlandse regering zegt ook vier miljoen Euro toe. Een druppel op de gloeiende plaat. Dus wordt er een TV-uitzending gemaakt waarin het leed van de mensen in Syrië nadrukkelijk voor het voetlicht wordt gebracht. Maar wij Nederlanders zijn het meer dan zat. We willen niet continue geconfronteerd worden met het leed van een ander. Dus we kijken niet eens naar het programma. Geen wonder dat er nauwelijks iets meer dan een miljoen binnenkomt op het getoonde rekeningnummer.
Daar komt bij dat wij hier in Nederland steeds maar weer te horen krijgen dat er bezuinigd moet worden. Iedere maand krijgen we minder in onze portemonnee en kunnen we minder besteden.
We zijn boos op de regering omdat die niet de hoogste bazen van banken en allerlei andere organisaties aanpakt en omdat de bevolking moet boeten voor hun hoge salarissen en bonussen.
Allemaal redenen om maar niet te geven aan Syrië. Ik snap het wel. We worden doodgegooid met ellende en met programma’s waarin om geld wordt gevraagd. Denk maar aan de uitzending over kinderkanker de afgelopen week. Dat is dichter bij ons bed dus daar willen we wel wat voor geven. Maar Syrië? Nee hoor, laat ze daar maar creperen. Dat hebben ze tenslotte allemaal zelf veroorzaakt.
Toch blijven de beelden in mijn hoofd spoken. De beelden van dode kinderen, in een deken gewikkeld en gedragen door de vader naar het massagraf. De beelden van smerige zieke kinderen in een tent die midden in grote plassen water staat terwijl een sneeuwjacht alles minder zichtbaar maakt. De beelden van huilende vrouwen die hun kinderen niets te eten kunnen geven. De beelden van huilende moeders omdat hun man, zoon of ander familielid is omgekomen bij de strijd voor een vrij Syrië.
Uit de tijd dat ik in het bestuur zat van de Stichting Noodopvang Dakloze Asielzoekers hadden we twee Syrische vluchtelingen in ons opvanghuis. Eén van de twee was volledig getraumatiseerd door wat hij in Syrië had meegemaakt. Op grond daarvan kreeg hij een verblijfsvergunning. De ander was een Aramees. Deze jonge man durfde uit angst voor respressailles richting zijn familie niets te vertellen. Die zouden hun leven niet zeker zijn als de Syrische politie er achter kwam dat hij gevlucht was en hier uit de school zou klappen. Hij kreeg iedere week wat leefgeld en hij spaarde daar wat van zodat hij in een speelgoedwinkel of in de tweedehandswinkel verf en kwasten en papier kon kopen zodat hij kon schilderen. En als hij weer een mooi doek af had, kocht hij een oud schilderij, haalde daar de lijst van af en maakte de lijst geschikt voor zijn nieuwe schilderij. Eén van zijn schilderijen hangt bij ons boven: een prachtig herfstlandschap. Het was een uitlaatklep voor hem. Hiermee kon hij zijn gevoelens naar buiten brengen. Toen het opvanghuis sloot, moest hij gedwongen de straat op, geen opvang meer mogelijk. Ik weet dat hij nu al een paar jaar zwerft, hij slaapt bij het Leger des Heils als het koud is en buiten op een bankje als het wat warmer is. Hoe hij aan medicijnen voor zijn chronische ziekte komt, wil ik niet weten. Net zo min als ik wil weten hoe hij zich in leven houdt. Dat hoef ik ook niet te weten, het zal ongetwijfeld op illegale wijze zijn. Als ik het niet weet, kan ik het ook niet verder vertellen. Hij vertrok met alleen zijn kleren aan en zonder geld. Een klein drama vergeleken bij wat er nu in zijn land gebeurt. Het was vreselijk om hem zo te laten gaan, maar het kon niet anders. We hebben zo lang mogelijk geprobeerd hem te helpen. Maar hij wilde niet afhankelijk zijn van iemand dus hij vertrok met niets.
Maar we kunnen wel wat doen voor al die vluchtelingen in en buiten Syrië. Als we nu eens met z’n allen een hele of een halve euro (of meer natuurlijk als je dat kunt missen) op giro 555 storten, dan is dat misschien maar een druppel op de gloeiende plaat, maar elke munt helpt een klein beetje de goede richting uit. Ik weet zeker dat we daarmee toch een aantal vrouwen en kinderen kunnen beschermen tegen het koude weer en een volle maag bezorgen.
Giro 555 is de rekening van de gezamenlijke hulporganisaties en zij leggen verantwoording af over het binnengekomen geld en zorgen ervoor dat er zo min mogelijk aan de strijkstok blijft hangen. Ik heb inmiddels wat overgemaakt. Volgen jullie mijn voorbeeld?
Tot de volgende keer!