De laatste loodjes, deel 1
Zo langzamerhand begint het moment te naderen dat het verhaal over mijn aandoening het einde nadert. Vandaar dan ook de naam ‘laatste loodjes’. Want de laatste loodjes waren erg zwaar, ondanks dat het allemaal gebeurde voor mijn eigen bestwil, namelijk de pijn onder de knie krijgen.
Ik vertelde in ‘Hoe het verder ging, deel 5’ al dat ik een ketaminekuur van 96 uur kreeg in het ziekenhuis. Ik lag daar op een zaal met drie andere mensen die tegelijk met mij dezelfde soort kuur kregen. Twee mannen, jonger dan ik, ik noem ze Don en Martin en een vrouw( Truus), ouder dan ik. De heren lagen tegelijk met mij op de verkoeverkamer en Don,de jongste van de twee had bij het toedienen van een extra shot ketamine rechtstreeks in zijn bloedbaan al de hele verkoever op stelten gezet met zijn reactie. Martin onderging het gelaten. Van Truus heb ik al verteld dat ze binnenkwam met een grote plastic tas vol met doosjes en potjes medicatie. Alles werd uitgestald op haar nachtkastje en uit elk potje of doosje werden één of meer pilletjes gehaald en alles werd uiteindelijk met handen vol naar binnen gewerkt met behulp van een glas water en een bakje met gele vla. En ik dacht dat ik veel medicatie gebruikte……
Vervolgens vroeg ze of de apotheker aan haar bed zou kunnen verschijnen omdat veel van haar medicatie bijna op was en ze graag nieuwe medicijnen bij hem wilde bestellen.
De verpleegkundigen hadden al hun wenkbrauwen opgehaald toen de hoeveelheid medicijnen in de tas te voorschijn kwam, maar toen dan het verzoek volgde om alles wat ze tekort kwam bij de ziekenhuisapotheek te bestellen, werd er onmiddellijk tegen de dame gezegd dat ze zelf verantwoordelijk was voor haar eigen medicatie en dat ze dus maar haar eigen apotheek moest benaderen. Na een ellenlange uitleg over verkeerde medicijnen en apotheken die gesloten waren en de onmogelijkheden om zelf voor haar pillen te zorgen, kwam uiteindelijk een arts. Die was meteen duidelijk. ‘U gebruikt zoveel medicatie dat daar twee gezonde paarden mee om zeep gebracht kunnen worden. Dit is totaal onverantwoord en degene die u deze medicatie heeft voorgeschreven zou eigenlijk strafbaar gesteld moeten worden. U krijgt van ons geen extra medicatie. We nemen de regie over uw pillen over en we bepalen wanneer u wat krijgt’. Grote trammelant natuurlijk. Huilen, schreeuwen, ‘Waarom snappen mensen niet dat ik zo’n pijn heb en waarom helpen jullie me niet in plaats van mij alles af te pakken’. Het bleek dat ze een ontsteking had aan heer borstbeen en dat veroorzaakte behoorlijke pijn. Maar ze kon hoog en laag springen, wat dan ook doen, het bleef zoals het was en ze moest als ze weer thuis was maar weer met haar arts overleggen. Zo lang ze in het ziekenhuis was, hadden zij de verantwoording over haar en dat bleef zo. Hadden ze haar maar haar medicatie teruggegeven, dan was de rest van de week waarschijnlijk minder uit de hand gelopen dan het nu deed.
Don, Martin en ik hadden al een paar blikken gewisseld tijdens het hele drama van de pillen. Toen Truus terug was van de verkoever begon het dan ook. Bellen naar de zuster:’Ik heb zo’n pijn. Mag ik een extra pilletje?’. ‘Nee mevrouw, we hebben u uitgelegd dat u bijna dood gaat van alle medicijnen en u moet echt genoeg hebben aan wat u een half uur geleden heeft gehad’. Huilen, schreeuwen, even stilte en vervolgens:bellen naar de zuster: ‘Zuster, ik heb zo’n pijn. Mag ik echt alstublieft, alstublieft, een extra pilletje?’ ‘Nee mevrouw, u moet nog zeker een uur wachten tot uw volgende medicatie’. Huilen, schreeuwen, dreigen, nasnikken en opnieuw bellen naar de zuster.
Hoe beroerd ik me zelf ook voelde, door haar gedrag had ik het na een halve dag al zo gehad dat ik alleen als het heel echt nodig was, een beroep deed op de verpleging. Na de avondmaaltijd, om vijf uur al bij je neergezet bestaande uit twee boterhammen met twee plakjes kaas of vleeswaren en een beker drinken, heb ik de koptelefoon opgezet, de TV aan zonder geluid en dat alleen om de herrie naast me niet meer mee te krijgen. Dat lukt dan tot een uur of tien ’s avonds en was het slaaptijd. Zoals ik al schreef had ikzelf die nacht geen infuus meer vanwege de ernstige misselijkheid door het ketamine-infuus en ik kreeg een slaappil die me lekker liet slapen.
Al snel de volgende morgen, ik deed net alsof ik nog sliep, begon het feest opnieuw. Bellen, zeuren om meer pillen, vervolgens huilen en schreeuwen en dreigen als ze dat niet kreeg en het begon me op te vallen dat de verpleegkundigen niet meer zo hard liepen als ze belde. Soms moest ze wel 15 minuten wachten en dan vroeg ze aan de anderen om voor haar te bellen. Dat deed je dan soms, al was het alleen maar om even van haar gezeur af te zijn.
Mijn infuus werd weer aangesloten, die dinsdagmorgen. Wel met een hele lage dosis om te voorkomen dat ik weer meteen misselijk zou worden. Omdat er geen arts langs kwam heeft de verpleging de dosering de rest van de week op diezelfde lage dosis gehouden en pas vrijdag bij het loskoppelen bleek dat het de bedoeling was geweest om de dosis om de paar uur te verhogen tot de oorspronkelijke hoogte waar in de verkoever mee werd gestart. Maar goed ook achteraf want anders had ik het de rest van de week niet uitgehouden daar.
Don, de jongste van de twee mannen, een jaar of vijfendertig, was een man die veel aandacht vroeg en ook kreeg van de verpleging. Opeens, halverwege de dinsdagmorgen begon hij te schreeuwen en om zich heen te slaan, met zijn vuisten op de rand van het bed, in een soort uitbarsting waarvan ik dacht dat hij in een soort delirium terecht kwam. Onmiddellijk werd er door Martin gebeld naar de verpleging en die hadden hem al gehoord en kwamen met z’n drieën binnen rennen om hem vast te houden en te kalmeren. Hij leek wel psychotisch. Het was eng om mee te maken. Zelfs het infuus werd eruit gerukt, zo ging hij te keer. Ik was bang, hield me zo rustig en stil mogelijk en kon niet anders dan afwachten. Na een half uur leek hij weer zichzelf, verontschuldigde zich en zei dat hij geen idee had wat dat nu was en dat het leek op zijn reactie op het extra shot ketamine van de maandag op de verkoever. Zijn dosering was begonnen bij 4 en was die morgen opgehoogd naar 5. Datzelfde gold voor Martin, maar die vertelde dat hij totaal geen bijwerkingen had van de ketamine, zoals ik de misselijkheid had en me zo vreselijk dronken en ziek voelde.
De dosering van Truus weet ik niet, in ieder geval wel hoger dan mijn dosering. Zij had al eerder in een ander ziekenhuis een kuur gehad.
Naast de ‘aanval’ van Don, was ook Truus vanaf een uur of zes ’s morgens opnieuw begonnen met haar gezeur om medicatie met alle geschreeuw en gehuil die daar inmiddels bij hoorden. Tussen de bezoeken van de verpleegkundigen door was ze alleen maar aan het klagen. Ze waren niet vriendelijk, de artsen en zusters, het eten was slecht, ze kreeg haar pillen niet, ze werd toegesproken alsof ze een klein kind was, in een ander ziekenhuis had ze een eigen kamer gehad en kreeg ze alle pillen van het ziekenhuis, ze zou een klacht indienen om vervolgens opnieuw op de bel te drukken en begon het feest opnieuw. Het was niet om uit te houden….
Gelukkig voelde ik me een stuk beter nadat de dosis zo was verlaagd. Maar dat ik lekker in mijn vel zat, kon je niet zeggen. Daarvoor hing er te veel spanning op de zaal. Gelukkig was er regelmatig bezoekuur en kreeg ik bezoek van Jan en de jongens, van mijn zus en zwager en van de Afghaanse vluchteling die met een vriend ook nog langs kwam. Het was een weldaad om even over normale dingen te kunnen praten in plaats van naar mijn buurvrouw te moeten luisteren.
Ik probeerde me ervoor af te sluiten door veel de koptelefoon op te hebben, maar uiteraard kreeg ik genoeg mee. En ook de ‘aanvallen’ van Don kwamen terug, zo mogelijk nog heftiger.
Na de eerste nacht heb ik niet meer geslapen. De hele nacht het flikkerende scherm van een TV in je ogen (buurvrouw), haar herhaaldelijke gebel en gezeur om pijnstillers en slaappillen met het bijbehorende geschreeuw en gejengel was meer dan genoeg om me wakker te houden.
De mannen lagen vaak tegen elkaar te fluisteren en de buurvrouw probeerde steeds vaker mij te betrekken bij haar situatie. De enige manier om dat tegen te gaan was de koptelefoon op en tv te kijken of te doen alsof ik sliep.
Op donderdag aan het begin van de avond explodeerde de zaak. Martin zag het aankomen en nam Don mee de kamer uit. Ik weet zeker dat als dat niet was gebeurd dat Don Truus te lijf was gegaan. Hij stond op het punt haar keel dicht te knijpen. Zijn ogen waren wild en hij sloeg met zijn armen in het rond. In de kamer ernaast lagen geen patiënten en daar hebben ze het hele verhaal over Truus voorgelegd aan een nachtverpleegkundige en vooral ook wat het met hen deed. Don was totaal overstuur hoorde ik later. De nachtverpleegkundige pakte meteen door. Ze kwam binnen, liep naar Truus en zei: “Zo mevrouwtje, zullen we u vannacht eens lekker op een eigen kamertje leggen? Dat lijkt me heel fijn voor u en dan krijgt u van mij een extra slaappilletje’. En alle pillen en andere spullen inclusief kleding werd uit de kastjes gehaald, op het bed gelegd en weg was Truus. Wat een rust. Toen ze was geïnstalleerd kwam de verpleegkundige met de beide mannen terug naar onze zaal. Ze vroegen of ik er geen last van had gehad want ik had Truus zo vriendelijk dag gezegd. Dat ik daar in gedachten de woorden: ‘En het heilig kruis na’ aan had toegevoegd in mezelf, hadden ze niet gehoord. Wat een enorme opluchting dat ze weg was.
De zuster beloofde dat we haar ook de volgende morgen niet meer zouden zien. Ze vond het een schande dat niemand van de verpleging de spanning in de kamer had opgemerkt. Toen we vertelden dat we zelf zo min mogelijk gebeld hadden en dat de verpleging vaak niet eens meer kwam, werd ze erg boos. We werden verwend tot en met, iedereen was geschokt door wat er was gebeurd en er is nog lang over nagepraat. En ook ’s morgens was de verpleging super vriendelijk en weren we zonder te vragen met van alles geholpen. Net of er iets goedgemaakt moest worden.
We waren allemaal zo opgefokt dat niemand sliep die nacht. We zijn bijna de hele nacht blijven praten. Het was zo fijn dat Jan om een uur of tien verscheen om me op te halen. Wat een rotweek had ik achter de rug en het had nog niet geholpen ook.
Ik had het helemaal gehad met de ketamine. Het leverde alleen maar ellende op en je kreeg er ook psychisch een behoorlijke dreun van.
Op vrijdagmorgen is het hele verhaal wel aan Serge verteld, de pijnverpleegkundige. We hebben hem geadviseerd eerst eens goed na te denken of je wel vier ketamine-patiënten bij elkaar op één kamer moet leggen, juist omdat het ook op je psyche inwerkt.
Na zes weken mocht ik weer voor controle naar Dr. Keizer. Voor mij geen ketaminekuur meer. Wel kreeg ik zware slaapmedicatie mee van hem om eens een keer een nacht te kunnen doorslapen.
Hij kende het verhaal van de ketaminekuur niet. Dat heb ik hem dus verteld. Hij is er erg van geschrokken en zou zeker gaan overleggen met andere artsen over wat er die week is gebeurd allemaal. Voor mij regelde hij een consult bij een neurochirurg. Waarom ik daar naartoe moest en hoe het verder ging, vertel ik een volgende keer.
Als regelmatige bezoeker heb ik het nodige meegekregen van de spanningen. Het was alsof het een nachtmerrie was, waar ik dan weer uit kon stappen door te vertrekken. Ik krijg weer kippenvel als ik er aan denk wat er had kunnen gebeuren.