Mooi plekje in de polder
Toen de Noordoostpolder, Oostelijk- en Zuidelijk Flevoland samen de provincie Flevoland vormden waren er al een aantal plaatsen die het de moeite waard maakten daar een bezoekje aan te brengen. En sinds die tijd zijn er alleen maar hele mooie plekjes bijgekomen. En die wil ik jullie niet onthouden. Want ze zijn uniek en komen nergens ander voor.
Schokland
Toen de Noordoostpolder bedacht en ontwikkeld werd, lagen er in de toenmalige Zuiderzee twee eilandjes die in de polder zouden terecht komen. Eén daarvan was het langgerekte eiland Schokland. Het is nu op de Werelderfgoedlijst geplaatst. Schokland kent een lange voorgeschiedenis. Afwisselend was het gebied land, dan weer speelde water hier een hoofdrol. Al in prehistorische tijden was het voor mensen een aantrekkelijke vestigingsplaats. Later kreeg de zee steeds meer invloed. Mede door menselijk ingrijpen werd Schokland in de middeleeuwen een eiland in de Zuiderzee. Het eiland werd steeds kleiner en dreigde zelfs helemaal in zee te verdwijnen. Zover kwam het niet. In 1942 werd Schokland opgenomen in de Noordoostpolder en ontstond een unieke situatie. Het drooggevallen eiland wordt tegenwoordig helemaal door land omgeven. De mens lijkt de strijd tegen het water vooralsnog in zijn voordeel te hebben beslist.
De geschiedenis van Schokland staat symbool voor Nederland en zijn relatie met en strijd tegen het water.
Ijstijd
Zo’n 175.000 jaar geleden was ons land in de greep van een ijstijd. Het noordelijk deel van Nederland werd toen bedekt met een dikke laag ijs. Een tijdlang lag de ijsgrens precies over de huidige Noordoostpolder. Vanuit Scandinavië voerde het landijs enorme hoeveelheden puin en gesteenteslijpsel met zich mee. Op de plek waar het ijs smolt bleef dit materiaal als zwerfstenen en keileem achter. Op een aantal plaatsen liggen deze souveniertjes van de ijstijd nog aan de oppervlakte. In Noordoostpolder ondermeer bij Urk en Schokland. Na verloop van tijd trok de ijskap zich noordwaarts terug. Wel bleef het hier nog lange tijd ijzig koud. Dit was de periode van de grote ijstijdzoogdieren. Wolharige mammoeten, steppewisenten en wolharige neushoorns liepen toen in ons land rond. Hun grote beenderen zijn na de drooglegging rond Schokland in de ondergrond teruggevonden. Ongeveer 10.000 jaar geleden steeg de temperatuur en ontstond een wat vriendelijker klimaat.
Vroege bewoners
De oudste sporen van menselijke aanwezigheid bij Schokland dateren van zo’n 10.000 jaar geleden. Het waren jagers/verzamelaars zonder vaste verblijfplaats. Vanaf circa 4.500 voor Chr. was er sprake van een meer permanente bewoning. Het landschap moeten we ons in die tijd voorstellen als een laaggelegen veengebied met hier en daar wat moerasbos. Een aantal keileemverhogingen en rivierduinen staken boven het vlakke land uit. Op slechts enkele kilometers van elkaar stroomden de rivieren de IJssel en de Overijsselse Vecht richting zee. Vooral de keileemopstuwing aan de oostkant van het latere Schokland was een aantrekkelijke vestigingsplaats. Archeologen hebben op deze plek onder andere resten prehistorische boerderijen in de bodem teruggevonden. De keileemhoogte lag toen direct aan de oever van de Vecht en de hoogste delen waren geschikt om te wonen en om graan te verbouwen. Er was voldoende ruimte om vee te laten grazen. In de omgeving kon worden gejaagd op edelherten, elanden, bruine beren, bevers en eenden. De rivier zorgde voor schoon drinkwater en er was vis in overvloed. Verder bood de rivier goede transportmogelijkheden. Een langzame stijging van de waterspiegel zorgde voor een uitbundige moerasvegetatie. In de loop van de tijd ontstonden hierdoor dikke lagen veen. Door de veengroei raakte de rivier langzamerhand verstopt en groeide dicht. Ongeveer 1500 voor Chr. groeide rond het latere Schokland een dicht moerasbos en het land was zo drassig geworden dat het vrijwel niet meer begaanbaar was. De keileemhoogte verloor zijn aantrekkingskracht en werd verlaten. Door het vrijwel ontbreken van archeologische vondsten wordt aangenomen dat het gebied na die tijd nog maar spaarzaam door mensen werd bezocht. Pas in de middeleeuwen was er weer sprake van bewoning.
Ontstaan van een eiland
Aan het begin van de Middeleeuwen was het gebied rond het latere Schokland één drassige wildernis. Mensen woonden er niet of nauwelijks; het vlakke veenmoeras was daarvoor veel te nat. Vanaf circa 1000 na Chr. werd begonnen met de ontginning van dit ontoegankelijke gebied. Het waren vooral kloosters die daarin het initiatief namen. Grote stukken veengrond werden omringd met dijkjes en via sloten ontwaterd. Waarschijnlijk was het hele gebied rond Schokland al voor de 14e eeuw op deze wijze voor landbouw geschikt gemaakt. De ontginning had echter nadelen. Door de ontwatering begon het veen in te klinken, met als gevolg dat de bodem ging dalen. Intussen had de Noordzee gezorgd voor een enorme landafbraak tussen Noord-Holland en Friesland en was de Zuiderzee ontstaan. Ook hier kreeg het zeewater steeds meer invloed. Stormvloeden en overstromingen sloegen grote stukken van het gedaalde veengebied weg. Tot circa 1450 was Schokland nog door een veenrug met het vaste land verbonden en dus een schiereiland. Toen ook deze veenrug aan de golven moest worden prijsgegeven ontstond een eiland in de Zuiderzee. Door de veenontginnimg heeft de middeleeuwse mens dus zelf een handje meegeholpen aan het ontstaan van het eiland Schokland
Wonen op een eiland
Van oudsher woonden de 650 bewoners van Schokland op drie kunstmatig opgehoogde woonheuvels: de terpen Emmeloord, Middelbuurt en Zuidert. De rest van het eiland was te laag en te drassig voor bewoning. Door ruimtegebrek stonden de houten huisjes in de dorpjes dicht op elkaar gebouwd. Bij brand bleef de schade dan ook meestal niet beperkt tot één woning. Regelmatig kwamen bij hoog water grote delen van het eiland onder water te staan. Bij stormvloeden was men zelfs op de terpen niet veilig. In de 16e en 17e eeuw was er op het eiland nog voldoende grond beschikbaar voor akkerbouw en veeteelt. Rogge en boter van Schokland werden in de stad Kampen op de markt verhandeld.
Maar rond 1700 was het eiland zo klein geworden dat voor akkerbouw geen plaats meer was. Door de drassige grond liep ook de veeteelt sterk terug. Langzamerhand werd visserij het belangrijkste bestaansmiddel en bracht veel bewoners een zekere mate van welvaart. Er werd vooral gevist op de Zuiderzee. Een populair schip was de ‘Schokker’, een scheepstype met zeer goede zeileigenschappen.
In de 19e eeuw raakte de visserij in verval. Tegenvallende vangsten, veroorzaakt door een enorme teruggang in de haringstand, zorgden voor toenemende armoede. Steeds meer Schokkers konden niet meer zelfstandig in hun levensonderhoud voorzien. Velen werden afhankelijk van de staatskas en de liefdadigheid.
Stormvloed van 1825
In de loop van de tijd werd Schokland steeds kleiner. Het laaggelegen eiland werd regelmatig getroffen door stormrampen en overstromingen. Telkens weer moesten stukken van het eiland aan de zee worden prijsgegeven. Rond 1800 werd Schokland omschreven als ‘een door palenrijen in de bodem der Zuiderzee vastgepend stukje grond’. Het hele eiland was toen omringd door een houten zeewering. In 1804 werd langs de westkust een stenen dijk aangelegd. Men hoopte hiermee de veiligheid te vergroten. De houten paalschermen langs de oostkant bleven wel gehandhaafd. Van de nieuwe dijk had men aanvankelijk goede verwachtingen. Maar toen na enige tijd het buitendijkse land voor de kust was weggeslagen, beukte de zee met volle kracht op de dijkglooiing. De slappe ondergrond zorgde voor verzakkingen.
Tijdens najaarsstormen in 1824 had de dijk het dan ook zwaar te verduren. Enkele maanden later richtte een nieuwe stormvloed grote verwoestingen aan.
Op 3 februari 1825 begon het water te stijgen. ’s Avonds bereikte het een stand van acht-en-een-halve voet. De volgende ochtend steeg het water nog eens met twee voet, met als gevolg dat het hele eiland blank stond. De Schokkers moesten het vege lijf redden door naar de zolder van hun huisjes te vluchten. De golven beukten genadeloos op de kust. De zeedijk werd over meer dan 2 kilometer vernield en grote stukken van de paalwering werden uit de bodem losgerukt. Meer dan 1800 palen werden door het water meegevoerd naar het Overijsselse achterland en richtten daar grote schade aan. Aalkorven die van het eiland waren weggedreven, werden later in de Vecht teruggevonden ten noorden van Dalfsen. Ook de hoger gelegen terpen op Schokland bleven niet gespaard. De stenen vuurtoren op de Zuidpunt van het eiland werd volkomen vernield. Van de katholieke kerk op de terp Emmeloord sloegen de muren weg, het altaar en de banken werden door de golven meegesleurd. Het protestantse kerkje op de Middelbuurt raakte ernstig beschadigd. In de woonbuurten spoelden 20 huizen weg en tientallen andere woningen raakten zwaar beschadigd.
Op Emmeloord waren 13 slachtoffers te betreuren en veel gezinnen werden dakloos.
Na deze catastrofe werden de zeewerken weer gerepareerd en versterkt. Maar de stormramp maakte duidelijk dat het eigenlijk onverantwoord was om de Schokkerbevolking op het eiland te laten wonen.
De ontruiming
In de 19e eeuw werden de vooruitzichten op Schokland hopeloos. Het grootste deel van de bevolking leefde in grote armoede. De visvangst leverde nauwelijks iets op. Door achterstallig onderhoudswerk moest een groot deel van de vissersvloot worden afgeschreven. De meeste woonhuizen verkeerden in een vervallen staat. Vooral tijdens de wintermaanden werd op het eiland veel honger geleden. Steeds vaker verschenen oproepen tot ,liefdadigheid in de kranten. En dan was er natuurlijk nog de dreiging van de zee. De stormramp van 1825 had pijnlijk duidelijk gemaakt dat de bevolking zelfs op de hoge terpen niet veilig was. De leefomstandigheden waren kortom weinig rooskleurig. Toch waren de Schokkers erg gehecht aan hun geboortegrond. Vrijwel niemand vertrok naar de vaste wal om daar een betere toekomst te zoeken. Bij de overheid rees het besef dat alleen een drastische ingreep een oplossing kon bieden.
In 1854 werd door de provincie geen geld meer gegeven om de huizen op het terpje de Zuidert op te knappen. In de hoop dat de bewoners het eiland zouden verlaten werd juist de afbraak van de huizen gestimuleerd. Een jaar later ontruimden de bewoners de Zuidert en verhuisden naar de andere twee terpen. Dat was natuurlijk niet de bedoeling. In 1858 hakte uiteindelijk de regering de knoop door.
Koning Willem III tekende een wetsontwerp tot algehele ontruiming van Schokland. In maart 1859 maakte de burgemeester van Schokland de ontruiming aan de bewoners bekend. Binnen vier maanden moest iedereen zijn eigendommen afbreken en het eiland hebben verlaten. Wel kregen de Schokkers een ruime schadeloosstelling uitgekeerd. Dat heeft zeker bijgedragen aan een soepele ontruiming van het eiland. Aan het begin van de zomer was de ontvolking grotendeels voltooid. De meeste Schokkers trokken naar Kampen. Daar werden ze niet bepaald met open armen ontvangen. Binnen de Stadspoorten waren de arme vissers niet welkom. Ze streken daarom massaal neer in het naastgelegen dorpje Brunnepe.
De nieuwkomers woonden in kleine huisjes, vlak bij elkaar.
Al snel werd gesproken van “De Schokkerbuurt”. Na de gemeente Kampen nam Vollenhove de meeste Schokkers op: ruim 30 gezinnen. In tegenstelling tot in Kampen kregen de eilanders hier alle medewerking.
Het gemeente bestuur zag hierin een welkome uitbreiding van de bedrijvigheid in de visserij. Bovendien werd zo het dalende inwonertal een halt toe geroepen. Een aantal Schokker gezinnen verhuisden naar de andere kant van de Zuiderzee. Zij vestigden zich op Urk, in Edam en vooral in Volendam waar ze zich aansloten bij de katholieke gemeenschap.
Na de ontruiming
Na het vertrek van de eilandbevolking in 1858 gingen stemmen op om Scholkand aan de golven prijs te geven. Er volgde veel protest. Bij de schippers was de haven van Emmeloord populair als vluchthaven bij stormachtig weer. Met name de koopman Willem Jan Schuttevaer wist schippers en andere belanghebbenden te bewegen massaal protest aan te tekenen tegen de ondergang van het eiland. En met succes. In 1862 besliste de overheid dat Schokland behouden bleef. Enkele rijksambtenaren bleven met hun gezinnen op het eiland wonen: een paar havenmeesters op Emmeloord, een rijksarbeider op de Middelbuurt en een lichtwachter op de Zuidpunt. Hun verblijf was ongetwijfeld eenzaam. De haven werd nog wel vaak door schippers aangedaan. Het was populair als vluchtplaats bij slecht weer en er werd vis verhandeld. In het begin van de vorige eeuw stond er zelfs enige tijd een kleine visafslag. Verder waren ieder jaar seizoensarbeiders op het eiland actief. Dijkwerkers zorgden voor het onderhoud van de zeewerken. De riet-en hooilanden waren aan handelaren verpacht.
Het meest eenzame plekje was ongetwijfeld de vuurtoren op de Zuidpunt. Bekend is het verhaal van twee broers die er in het begin van de vorige eeuw lichtwachters waren. Vanwege de eenzaamheid en de macabere sfeer werden ze krankzinnig en moesten van het eiland worden gehaald. Toen een begin werd gemaakt met de afsluiting en drooglegging van de Zuiderzee betekende dit ook voor Schokland een grote verandering. In 1936 begonnen de werkzaamheden voor de inpoldering van de Noordoostpolder. In 1941 begon het droogmalen van de polder. In datzelfde jaar verlieten de allerlaatste bewoners het eiland bij een waterstand van nauwelijks een halve meter. Enige tijd later komt Schokland voorgoed op het droge te liggen. Einde van een eiland
Eiland op het droge
Na het droogvallen van Schokland in 1942 begon de afbraak. De dijken en de houten zeewering werden opgeruimd. De voormalige haven werd compleet ontmanteld. Tienduizenden houten palen werden als bouwmateriaal verkocht. Alleen bij de kerk op de Middelbuurt liet men een klein stukje van het oude paalscherm staan. Ook de vuurtorentjes op de noordpunt en de zuidpunt van het eiland ontkwamen niet aan de slopershamer. In de drang naar nieuwe landbouwgrond is zelfs nog overwogen het hele eiland maar af te graven en te egaliseren. Zover is het gelukkig niet gekomen. De kerk op de Middelbuurt en twee gebouwtjes op de terp Emmeloord bleven behouden. De historische kerk kreeg een nieuwe bestemming en kwam in gebruik als museum. Vooral de laatste jaren is veel gedaan om Schokland weer enigzins de sfeer van vroeger terug te geven. De contouren van het voormalige eiland zijn met bomen beplant en weer duidelijk herkenbaar in het vlakke polderlandschap. De fundamenten van een middeleeuws kerkje werden gerestaureerd. Op de Middelbuurt werd het restant van de houten zeewering vernieuwd en gaf de terp zijn oude aanzicht terug. De oude haven van Emmeloord werd volledig gereconstrueerd en weer voorzien van een vuurtoren. Het drooggevallen haventje vormt nu een markant verschijnsel in het moderne polderlandschap.
We hebben met een groep vrienden éénmaal een Oud- en Nieuw doorgebracht in de Lichtwachterswoning die je toen nog kon huren. Al het vuurwerk en de lichtkogels vanaf Urk waren goed te zien maar je hoorde er niets. Een fantastische ervaring was dat. En dat zou ik graag nog eens overdoen.
Ga er eens kijken, het is meer dan de moeite waard.
Tot morgen!