Herinner je Lelystad, deel 3
Vandaag het laatste deel van mijn herinneringen aan Lelystad.
Vanaf 22 mei 1976 waren Jan en ik dus een paar. Omdat mijn moeder in 1975 was overleden, ging ik nog heel regelmatig in het weekend naar Emmen waar mijn ouderlijk huis was en al heel gauw ging Jan mee. Eerst ‘op zicht’.natuurlijk, maar nadat hij en mijn vader samen een fles Berenburg hadden leeggedronken bij de eerste kennismaking mocht hij mee naar Emmen.
Jan zou in de zomervakantie op zijn racefiets deelnemen aan de monstertoertocht van Brugge naar de Mont Ventoux via de Alpen. En eigenlijk zou ik met mijn zus Willeke naar de bergen in Zwitserland. . Maar Willeke vond een vriendin bereid om met haar mee te gaan en dus kon ik met Jan mee als vriendin/begeleider in de volgwagen. Jan had zijn eigen volgwagen met chauffeur/begeleider. Die chauffeur was Ben, een vriend en zwager, die ook wel eens fietste bij dezelfde Wielersportvereniging als waar Jan reed. Hij kwam bij ons thuis kennis maken en van alles bespreken in een weekend dat mijn zus en haar vriendin toevallig bij mij logeerden. En al gauw sloeg de vlam over tussen mijn zus en Ben. Ze zijn nu inmiddels 35 jaar getrouwd. Mijn zus was kleuterleidster aan een school in Emmen en Ben ging bijna ieder weekend naar haar toe en dan konden Jan en ik mooi met hem meerijden. En natuurlijk had Willeke ook wel mee gewild in de volgwagen, maar dat kion niet meer geregeld worden Uiteindelijk had Ben tijdens de tocht Brugge-Mont Ventoux een foto van Willeke op het dashboard van de auto geplakt.
En na l deze familieperikelen weer terug naar Lelystad.
Na die fantastische vakantie waar ik in een ander blog wat meer over zal vertellen, begon ik aan mijn laatste jaar op de Almere-school. Jan en ik waren erg gelukkig met elkaar en Jan stond zijn appartement af aan een broer, net zoals hij het appartement had overgenomen van een van zijn zusters, die in Spanje was gaan wonen. We woonden in mijn kleine appartement, heerlijk knus.
Na de zomer keken we elkaar diep in de ogen terwijl we de toekomst bespraken. Op dat moment besloten we te gaan trouwen. Dat was natuurlijk wel heel erg snel, we kenden elkaar pas een paar maanden. Maar allebei durfden we het aan en vol vertrouwen zijn we begonnen met de voorbereidingen. Ik wilde niet in Lelystad trouwen met alle schoolkinderen erbij. Vanwege het overlijden van mijn moeder een jaar ervoor had ik daar geen behoefte aan. We wilden ook geen groot feest, dat konden we ook niet betalen.
En dus werd het de Kerstvakantie. Jan kon bij de Post geen vrijaf krijgen, maar toen we de trouwdatum vastlegden op 30 december kreeg hij vier dagen vrij. We trouwden in Emmen, hielden daarna een receptie voor vrienden en kennissen en familie en daarna een diner met alleen de ouders en broers en zussen met aanhang, alsnog een heel groot gezelschap omdat Jan uit een gezin komt van elf kinderen. En sommigen waren al weer getrouwd en hadden ook al kinderen.
Tegelijkertijd, in het najaar hebben we ons ook ingeschreven voor een groter huis. Al snel kregen we een huis toegewezen aan de Kustrif wat nog gebouwd moest worden. We hebben de wijk zien ontstaan van heipalen tot en met de oplevering van de woning. Vlak voor ons trouwen verhuisden we nadat we alles eerst hadden ingericht. Een voor die tijd prachtig huis. Aan de buitenkant witte steen, binnen een woonkamer, keuken, twee schuurtjes, en boven drie slaapkamers en een badkamer en een groot balkon grenzend aan de grootste slaapkamer. Wat een fijn huis was dat. Het gaf niet dat als het waaide, de vensterbanken vol zand lagen omdat er allemaal kieren zaten tussen het houtwerk en de gemetselde steen of dat er lekkage was in de kamer en in de schuurtjes. We waren er gelukkig samen.
De huizen werden in die tijd uit de grond gestampt, Lelystad moest de overloop van Amsterdam opvangen, waar een aantal wijken werd gesaneerd. Veel Amsterdammers kwamen verrukt naar Lelystad, een huis met een tuin was een droom. Alle eerdere voorwaarden om in Lelystad te mogen komen wonen werden in de prullenbak gegooid en de toeloop vanuit Amsterdam was overweldigend. Iedereen die wilde, rijp en groen, werd losgelaten.
De sfeer en het woonklimaat in Lelystad gingen hard achteruit, van de sfeer uit de pionierstijd was al snel weinig meer terug te vinden. In de jaren ’73 – ’75 kwamen ook de eerste ‘gastarbeiders’ uit Marokko en Turkije met hun gezinnen naar Lelystad. De kindertjes werden qua leeftijd zo maar in een klas gezet. Er was geen speciaal lesmateriaal, je moest je er maar mee redden. Lelystad werd een smeltkroes van allerlei nationaliteiten. De vaders werden met bussen naar hun werk gebracht, de moeders zaten thuis en gingen aan de sherry omdat ze toch niets anders te doen hadden en de kindertjes zaten op school.
Er was altijd een ‘overblijf-moeder’ op school want de kinderen van de boerderijen konden tussen de middag niet naar huis. En veel andere moeders vonden dat wel een gemakkelijk idee, want zo konden ze nog eens een dagje winkelen in Amsterdam.
Het schooljaar 1976-1977 was een heel erg rumoerig jaar. Ik had een eerste klas (nu groep 3) met 37 kinderen. Daarvan waren er vijf rechtstreeks uit Marokko die geen woord Nederlands spraken. Ook zaten er een paar hoogvliegers en een aantal kinderen bij die veel extra ondersteuning nodig hadden. Het was bijna niet vol te houden. Er liepen altijd hulpmoeders rond zodat ik zelf de kindertjes die het moeilijk hadden kon begeleiden of de hoogvliegers extra leerstof geven. Er is dat jaar heel wat gebeurd. Een scharenblok naar mijn hoofd, een stoeltje waar mee gegooid werd en waar ik over struikelde en mijn knieën blauw viel, mijn portemonnee uit mijn tas gestolen en weer terug gehaald bij Rachid thuis waarop zijn vader zijn billen bont en blauw sloeg en ik borden vol couscous kreeg aangeboden. Ik kan er nog veel meer over vertellen maar dat doe ik niet. Het is zo genoeg. Het was mijn laatste jaar op de Almere-school en meteen ook het zwaarste. De school bestond inmiddels uit 12 klassen, verdeeld over drie locaties en er ontstond een machtsstrijd tussen twee mannelijke leerkrachten die allebei het schoolhoofd wilden opvolgen die had aangegeven dat hij na de zomervakantie als leraar Aardrijkskunde naar de eerste middelbare school van Lelystad. de SGL (Scholengemeenschap Lelystad) zou vertrekken. Ik wilde niets met die strijd te maken hebben maar of ik wilde of niet, ik werd meegesleept in een onmogelijke situatie.. De gemeente greep in en de school werd gesplitst in twee aparte scholen. De ene leerkracht werd hoofd van de nieuwe school, de ander vertrok uit Lelystad en er kwam een nieuw schoolhoofd op mijn school. Dat was voor mij het sein om daar te vertrekken.
Ik had nauwelijks mijn ontslag ingediend, afwachtend wat er op mijn pad zou komen, toen ik al een verzoek kreeg om aan een school in de wijk Karveel, De Boeierschool les te komen geven. Dat was de school van de man met wie ik mijn eerste sollicitatiegesprek had gehad toen ik in Lelystad solliciteerde, Jan Klinkenberg. Niet fulltime, maar als vervanging van hem als hij zijn administratieve uren had, zijn ADV, en als remedial teacher. Samen was het zo’n achttien uur per week. En toen werd ik zwanger. Op 1 januari 1978 heb ik ontslag genomen omdat ik thuis wilde blijven voor de baby. Wel ben ik tot de dag voor de bevalling (vijf weken te vroeg) op mijn Mobylette heen en weer gebromd naar de school om het Documentatiecentrum annex Mediatheek op school op te zetten en in te richten.
De buren van ons huis aan de Kustrif aan de rechterkant waren hele rustige wat oudere mensen. Aan de andere kant op de hoek woonde een echtpaar met ‘wat’ problemen.Hij was alcoholist en zij zat in de vrouwengevangenis in Rotterdam omdat ze iemand had vermoord met een mes. Als ze op proefverlof was, ging het hele servies tegen de muur. En toen hij de konijntjes met een luchtbuks uit de tuin begon te schieten, voelden we ons niet echt fijn meer daar.
Zeker niet toen Wietse werd geboren op 9 maart 1978. Ik durfde hem niet in de kinderwagen in de tuin te zetten.
Op een gegeven moment hoorden we dat de ‘foute’ buren woningruil hadden geregeld met een alleenstaande vrouw met dochter, ook uit Amsterdam. En wij dachten dat het niet veel erger kon worden dan we al gewend waren, dus waren we opgelucht. Maar al gauw bleek het tegendeel.
De buurvrouw had namelijk een dochter van een jaar of drieëntwintig die ze niet meer allemaal op een rijtje had. Ze kreeg gilbuien, het liefst midden in de nacht. Ma zette haar dan onder de koude douche en dan bleef dochterlief gillen tot ze uitgeput was en dan werd het eindelijk stil. En de dagen tussen de gilpartijen door draaide ze niets anders dan plaatjes van LUV, het liefst Waldolala. En hard ook natuurlijk. Ik kan werkelijk nooit geen LUV meer zin of horen, nog steeds niet.
Ook merkte Jan aan het loket op het postkantoor dat de sfeer in Lelystad een stuk ruwer werd. En in de herfst van 1978 waren we Lelystad zo zat, dat Jan besloot om overplaatsing naar het postkantoor in Emmen aan te vragen. Vanwege een specifieke opleiding die hij had gevolgd, konden we verhuizen zodra we in Emmen een woning hadden gevonden. En daar heb ik in een eerder blog al voldoende aandacht aan besteed.
En dit is dus voorlopig de laatste episode over Lelystad. Toch hebben we daarna van 1992 tot 2001 opnieuw in Lelystad gewoond, maar daar vertel ik een volgende keer wat meer over.
Tot morgen!
Ik lees je graag Riet, het is alsof ik even aan je bed zit cq lig en jij mij over je leven vertelt. Wat je hebt gezien, gevoeld, geleerd en meegemaakt. Bijzonder.
Romantisch overigens, dat jullie zo gauw konden besluiten te trouwen. En dan ook nog de overslaande vonk tussen jouw zus en Ben, net een film!
Leuk hè , ja net een film Maartje!
Het was ook wel apart hoor. Jan en Ben waren al zwagers omdat een broer van Jan was getrouwd met een zus van Ben. En toen trouwde mijn zus met Ben waardoor we een fantastische driehoeksfamilie werden…