Herinner je Lelystad, deel 2
Gisteren ben ik gestart met het verhaal over mijn komst naar Lelystad. En inmiddels zijn er weer veel herinneringen naar boven gekomen. Hier een bloemlezing voordat ik vervolg met het blog van gisteren over de ontmoeting met Jan.
Toen Lelystad net werd gebouwd, waren er strenge toelatingseisen voor de nieuwe bewoners. Desnoods kwam de toelatingscommissie naar je woonhuis of bedrijf om te kijken of je wel geschikt was om in zo’n nieuwe stad te mogen wonen. Ik herinner me verhalen over dat zelfs kledingkasten werden opengetrokken om te zien of de stapeltjes met goed wel netjes recht lagen. Vooral aanstaande boeren die een stuk grond wilden, gingen door de mangel. Dat heeft heel wat frustraties opgeleverd voor deze groep mensen. Ook werd er gekeken naar de verdeling qua leeftijd, woonplaats, geslacht, geloof. En je had pech als er net ook een stel anderen uit jouw woonplaats was aangewezen om de nieuwe stad te bevolken. De eerste winkels waren in woonhuizen voordat het eerste winkelcentrum werd opgeleverd. En in 1972 bestond nog de poldertoelage. Dat kreeg je omdat er geen vertier was nog en het wel eenzaam was in de kale polder. Dus toen ik in Lelystad kwam wonen, kreeg ik iedere maand een extra bedrag en dat heeft ook nog een paar jaar geduurd voordat het werd afgeschaft.
In deel 1 was ik gebleven in het jaar 1976. Ik woonde nog steeds heerlijk in mijn appartement dicht bij school. Als Sinterklaas op bezoek kwam, kleedden ze zich om bij mij en werden ze ook geschminkt. En met wapperende jaspanden en een mijter die vastgehouden moest worden, liepen Sint en Pieten door de parkeergarage onder het appartementencomplex naar de school, schuin aan de overkant van de straat. Het waaide namelijk heel veel daar in de rechte straten met nog heel weinig groen. Ook na afloop kwam het stel bij mij douchen en nog dagen later trof ik kloddertjes zwarte schmink aan die je met geen mogelijkheid weg kreeg. Maar wat hebben we een lol gehad daar.
Op 30 april, Koninginnedag, was er groot feest. In 1976 werd net als in de jaren daarvoor die dag een wielerwedstrijd gehouden door de wijk waar ik woonde, de Zuiderzeewijk. Van de barbecueavonden en de spelletjesavonden kende ik Jan al en ik vond hem er erg leuk uitzien. Lang, blond, krullenkop, blauwe ogen en een heel sportief lijf. Hij zat achter het loket op het Postkantoor. En ik wist ook dat hij een wielrenner was, lid van de plaatselijke Wielersportvereniging Flevoland. En natuurlijk zou hij meedoen aan de wedstrijd op Koninginnedag.
Ik kende een van de bewoners aan de andere kant van het complex, Joop, waar ik veel mee optrok, en ik heb aan hem gevraagd of ik op zijn balkon mocht zitten en een spandoek met ‘Hup Jan’ aan de spijlen mocht ophangen. En hij wilde wel een beetje koppelen en dus zaten we op zijn balkon en schreeuwden naar Jan als hij langs kwam. ‘Kom op Jan, goed zo. Ga door zo. Huphup.’ schreeuwden we. De op een-na-laatste ronde lag hij helemaal op kop en ik maakte me al illusies dat hij zou winnen. Maar de laatste ronde lag hij in één keer helemaal achteraan. Ik wist dat toen nog niet maar hij hield niet van duwen en trekken en sprinten lag hem niet zo. Hij vond het spandoek wel leuk en toen hij uitfietste en langs kwam heb ik naar hem geschreeuwd of hij zin had in koffie of een pilsje. Hij kwam inderdaad naar boven en natuurlijk dacht hij dat Joop en ik een relatie hadden en dus was hij gauw verdwenen. Helaas…
Ik had al verteld dat mijn slaapkamer op wandelniveau lag en voor het raam had ik een grote poster van de Waddenvereniging met een zeehond erop. En op een dag, toen ik bij Jan aan het loket stond in het postkantoor, vroeg hij mij hoe ik aan die poster kwam. Wist ik veel dat hij die poster zelf ook had opgehangen. Maar hij woonde op de begane grond met zijn tuintje uitkijkend op de grote binnentuin en dus kon ik niet bij hem naar binnen kijken. We raakten aan de praat en ik vond het geweldig. Kort daarna op 21 mei was er weer een klaverjasavond en we vormden samen een duo. Vanaf de andere kant van de tafel kon hij in mijn brillenglazen zien welke kaarten ik had en toen ik dat ook doorhad, wonnen we natuurlijk. En niemand die iets in de gaten had. Na afloop – het was op een vrijdagavond – vroeg ik enkele mensen om nog even een afzakkertje bij me te komen halen. En Jan ging ook mee. Uiteindelijk waren we met z’n vieren over en spraken we af de volgende avond te gaan fonduen bij mij. De anderen vertrokken naar hun eigen appartement en nadat we verder de hele nacht hebben doorgepraat, waren Jan en ik om 7 uur ’s morgens al op de dagmarkt om daar de verse dingen voor te halen.Ik ben daarna een gat in de dag gaan slapen in de wetenschap dat het goed zat en Jan moest genoegen nemen met een paar uurtjes slaap in zijn eigen bed want hij moest om 12.00 uur op een kruising staan om het verkeer te regelen voor Tijls Toer door de IJsselmond, een koers voor profwielrenners. Maar hij was er wel weer om 18.00 uur om lekker mee te eten. Ook toen werd het laat. En bleef hij alleen achter om te praten en nog veel meer te praten.
Op zondagavond zou ik een logeetje krijgen voor één nacht, een sollicitante ergens uit Brabant die al om 9.00 ’s morgens bij ons op school moest zijn voor haar proefles en sollicitatiegesprek en die ik spontaan een slaapplaats had aangeboden. Daar heb ik wel spijt van gehad. Maar het was slechts uitstel, want vanaf de dag daarna is Jan nooit meer bij me weggegaan en zodoende zijn we sinds 22 mei 1976 bij elkaar. En nog steeds gelukkig samen.
Deel 3 gaat over het laatste deel van de jaren ’70 voordat we Lelystad zijn uit gevlucht, maar dat komt morgen aan bod. Tot dan!
Erg leuk om te lezen. Vooral ook omdat onze Facebook pagina :’ Herinner je Lelystad’ daar de aanleiding voor was. Ook ik ben 1 van de eerste inwoners , met een hang naar nostalgie en vroeger.
Misschien vindt u het leuk om uw stukjes eens op onze site te plaatsen. En we zijn altijd op zoek naar oude foto’s 😉.
Groet van Manon Zandbergen.