De hobby’s van mijn vader
Mijn vader was een bijzondere man. Geboren in 1921 in Millingen aan de Rijn, als oudste zoon in een gezin met twee meisjes en vier jongens. Na de zevende klas van de Boerenklompenschool, een lagere School met Den Bijbel, dicht bij huis, nog wat vervolgonderwijs, maar al vanaf zijn zestiende aan het werk. Bij de AKU, de grote fabriek in Ede, werd hij opgeleid tot machinebankwerker. Over hoe hij de oorlogsjaren heeft doorgebracht, heeft hij nooit zo heel veel verteld. Af en toe kwam er een verhaal, maar ik was nog zo jong dat ik veel verhalen niet meer in mijn geheugen heb zitten. Behalve dan de verhalen die een diepe indruk op me hebben gemaakt.
Nadat mijn ouders in 1949 getrouwd waren, ik geboren werd in 1951 en de verhuizing naar Emmen eind 1952 een feit was, heeft hij met allerlei avondstudie zichzelf opgewerkt tot opzichter en afdelingshoofd van de Technische Dienst, nog steeds in dienst van de AKU. Hij heeft er zijn 40-jarig dienstverband meegemaakt en zijn 50-jarig dienstverband net niet meer gehaald voor zijn pensionering.
Hij had uiteenlopende hobby’s. Als eerste herinner ik me zijn postzegelverzameling. Iedere twee weken kwamen er boekjes langs van de Postzegelclub en als hij het zich kon veroorloven, kocht hij zegels die ontbraken in zijn album. Ze werden met de loep secuur geïnspecteerd op minieme afwijkingen en dan al of niet goedgekeurd. Ik kreeg de restjes en mijn eigen album. Toen waren de zegels veel waard. Alleen de allerzeldzaamste ontbraken want die waren niet te betalen. Nu is de hele collectie niets meer waard, maar hij staat hier nog steeds in de kast.. Ook al zijn Eerste Dag-enveloppen met nieuw uitgebrachte zegels zijn er allemaal,nog. Jan, in eerste instantie werkzaam als loketambtenaar bij PTT Post, zorgde ervoor dat elke nieuwe uitgifte meteen bij hem terecht kwam.Maar toen de kosten te hoog werden was voor mijn vader de lol er ook af en ontdekte hij een andere hobby.
Eerst was dat de fotografie. Hij maakte zwart-wit foto’s, kocht ontwikkelapparatuur en alles wat er bij hoort Hij prutste net zolang tot hij een donkere kamer had en het ontwikkelen van fotorolletjes en afdrukken van foto’s nam een aanvang. Hij had een prachtig fototoestel, dat nog steeds in de familie is. En hij ging experimenteren met vergroten, verkleinen, glans en mat en hij probeerde van alles uit. Er zijn nog een aantal albums met foto’s die hij heeft gemaakt. Een van de foto’s heb ik opnieuw laten afdrukken en staat bij ons in de kamer.
Maar toen de kleurenfoto in zwang kwam, was het voor hem klaar. Hij had de apparatuur niet, geen geld om het aan te schaffen en dat was dat.
In de tijd dat ik op de lagere school zat, timmerde hij een grote vogelkooi aan de zijkant van de tuin tegen de schutting met de buren. Er kwamen valkparkieten en pauwstaarten (sierduiven) in. Hij probeerde te fokken en dat zorgde ervoor dat ik mijn eerste serieuze sexuele voorlichting kreeg, want ik deed niets anders dan ze van elkaar af jagen, omdat ik dacht dat de een de ander zeer deed. Ja, en dat was dus niet de bedoeling. Er kwamen na verloop van tijd jongkies en dan moest er speciaal voer komen. Ik mocht ze vaak voeren en de boel verschonen hoorde er dan ook bij. Zo heb ik heel wat jonge duiven en parkietjes groot zien worden
Toen we in Emmen verhuisden naar een twee-onder-een-kapper kwam er opnieuw een grote kooi, nu een echte ren met een groot nachthok, met vogels van allerlei pluimage. Goudfazanten, krielkippen van een bepaald soort natuurlijk en wie mocht ze verzorgen? Haha, jullie mogen nooit meer raden.
Er zat een krielhaan bij, een fel beestje dat we Hannibal noemden en daar heb ik het aardig mee aan de stok gehad.
Toen had je houten kleppers met rode bandjes.en Hannibal werd net een aanvallende stier als hij die rode kleur zag. Hij viel mijn tenen aan en ik wiekte hard met mijn armen en schreeuwde hard waarop het beest op mijn rug ging zitten en stevig uithaalde met zijn snavel. De rest van de familie stond erbij te lachen. Af en toe moest de hele ren worden omgespit en aangezien mijn vader een stuk langer was dan ik, was ik dus de klos om dat karweitje te klaren.Mijn rug kon er beter tegen dan de zijne. Maar voortaan was het wel altijd eerst Hannibal opsluiten in het nachthok, dat vreselijke beest. De eitjes van de krielkipjes waren prima te eten maar mijn vader wilde er andere dingen mee doen.
Hij legde zich toe op het bouwen van broedmachines. Grote kisten waarin de temperatuur op dezelfde hoogte werd gehouden door lampen en iedere dag werden de eitjes gekeerd, net zoals ook onder de kip of de fazantenhen gebeurde. Er moest ook een bepaalde luchtvochtigheid in de broedmachine heersen, dus hij had er allerlei metertjes in gebouwd. IN eerste instantie moest je alles nog met de hand keren.
Ik weet nog heel goed, dat we de eerste keer bij het uitkomen van de eieren ’s morgensom 6.15 uur op onze knieën voor het kleine raampje zaten om te zien hoe de kuikentjes zich uit het ei wurmden. Een fantastisch gezicht natuurlijk. En zo kwam er een miniren in de kamer met een grote warme lamp erboven waar de kuikentjes verder groot gebracht werden tot ze groot genoeg waren om weer naar een andere fokker te gaan die ook eitjes wlde uitbroeden.
Hoeveel broedmachines mijn vader uiteindelijk gebouwd heeft, weet ik niet. Ik denk een stuk of zes.
De laatste machine kon zelfstandig de eitjes keren en alle eitjes kwamen altijd uit. En de stank van de opgroeiende kuikens in de kamer was af en toe niet te harden en toen alles helemaal volmaakt werkte, had mijn vader er genoeg van en gaf hij de broedmachine weeg aan iemand die er vast meer plezier aan beleefde dan hij op dat moment. Ik vond het erg jammer want ik wilde broedmachine mee naar de basisschool waar ik les gaf om daar de kinderen te laten zien hoe de eieren werden uitgebroed, maar dat idee werd geen werkelijkheid dus.
Als laatste en meest bijzondere hobby, ging mijn vader klokken maken. De eerste klok had het hart van een elektrische klok die op zijn werk hing en het niet meer goed deed. Hij heeft er een nieuwe kast omheen gebouwd en het ding weer aan de praat gekregen. Maar toen kwam zijn vroegere kennis als machinebankwerker hem.goed van pas, want hij ging zelf klokken ontwerpen en bouwen. Eerst alleen de achterplank en het huis waar de klok zelf in zat, maar daarna maakte hij van platen koper zelf alle tandwieltjes. Hij berekende precies hoeveel tandjes en hoeveel wieltjes en hoe ze in elkaar moesten grijpen om precies op tijd te lopen.. Het bijwerken en vijlen van de tandjes was een hels karwei maar hij had er het geduld voor en als hij een bepaald stuk gereedschap nodig had, maakte hij het zelf. Hele draaibanken ontwierp hij, voor metaal maar ook voor het draaien van hout. Oud eikenhout was favoriet maar bijna niet aan te komen, dus het oude eken bed werd gebruikt als het hout voor de kast van de klok.
Hij heeft veel klokken gemaakt, hele series van dezelfde die hij dan verkocht zodat hij weer geld had om nieuwe materialen te kopen, Zijn jongste broer Joop regelde dat er grote koperen platen kwamen die hij gebruikte voor zijn tandwielen. Naast het seriemodel, maakte hij ook speciale klokken. Zo hebben wij er een gekregen voor ons huwelijk met onze initialen, de maanstand en sterrenbeelden erin verwerkt.. Ook maakte hij van oude klokjes nieuwe door soms een wieltje te vervangen.
Bij ons boven liggen nog twee door hem gemaakte klokken die we niet kwijt kunnen aan de muren.
Tot vlak voor zijn dood in 1990 heeft hij deze hobby volgehouden. Geen van beide schoonzonen voelden ervoor deze hobby over te nemen, dus is hij op zoek gegaan naar een jonger iemand die er wel voor voelde en zichzelf ook bezig hield met klokken repareren c.q. maken. En die heeft hij gevonden in de persoon van Johan, een plaatselijke politieman. Mijn vader heeft Johan opgeleid en hem alle kennis overgedragen en na zijn dood zijn ook alle gereedschappen en overgebleven stukken hout en koper naar Johan gegaan. Nog steeds repareert Johan de klokken van de familie en maakt ze schoon.
En we moeten nodig eens naar onze klok laten kijken, want die mag wel weer een beurtje hebben.
Tot morgen!