Koko – 17 januari 2013

Koko

Nadat ik begin februari 2005 volledig arbeidsongeschikt werd verklaard, bleef er een leegte over.
Ik was tot dat moment nog steeds voor een deel aan het werk geweest. Maar na de ingreep eind oktober 2004 (daar zal ik een andere keer iets over vertellen), kon het echt niet meer.
Ik werd depressief, had veel pijn, zat ook nog midden in een arbeidsconflict met mijn afdelingshoofd die openlijk meedeelde dat ik fakete en het zwarte gat doemde levensgroot voor me op.

Met hulp van de huisarts ben ik bij een psycholoog beland, kreeg een antidepressivum voorgeschreven en ben gaan handwerken. Dagen heb ik gebreid. Allerlei knuffels, planken vol. Daarnaast heb ik mezelf het quilten aangeleerd en ook dat bleek een prachtige dagbesteding.
Maar mijn hersenen werden niet gebruikt en nadat er een aantal maanden waren verstreken en ik me psychisch wat beter voelde, ben ik op zoek gegaan naar vrijwilligerswerk.
Ik wilde zo graag iets doen waarbij ik mijn hersenen moest gebruiken.
En dat lukte. Eerst als secretaris in het bestuur van de Openbare Bibliotheek Dronten en daarna als lid van het bestuur van de Stichting Noodopvang Dakloze Asielzoekers Dronten.

Al jaren was en is in de gemeente Dronten een asielzoekerscentrum gehuisvest. Tegen de rand van Oostelijk Flevoland aan, langs de weg naar Kampen. Het was een van de centra waar de asielzoekers terecht kwamen als ze Nederland binnen kwamen en hun verzoek voor asiel moest worden beoordeeld. Hele gezinnen met soms alleen een plastic zak met wat kleren, reisden naar Dronten toe. Er stonden bungalows op het terrein en iedere bungalow werd bezet door acht of tien mensen. Zelfs de oorspronkelijke woonkamer werd slaapkamer waar stapelbedden werden neergezet. Er kwamen mensen binnen uit Somalië, Syrië, Afghanistan, Noord-Korea, Ivoorkust en verder uit allerlei landen waar mensen  vervolgd werden om hun geloof, hun afkomst of hun geaardheid. Of soms domweg alleen omdat hun land werd bezet door een buurland en ze moesten vluchten voor hun leven.
Ik dacht dat ik hier in ieder geval iets kon doen.

Vanaf dat ik me aanmeldde bij een oud-collega die voorzitter was van het bestuur, was duidelijk dat ze me graag erbij wilden. Alle andere bestuursleden waren vertegenwoordigers van de verschillende kerkgenootschappen in de gemeente en van VluchtelingenWerk Dronten. Ik zat in het bestuur namens mezelf. Omdat ik vond dat we iets moesten doen voor deze mensen.
Al gauw werd er iedere maand vergaderd bij ons thuis, zodat ik lekker kon blijven liggen.
En langzaam leerde ik alle ins en outs van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de asielprocedure, maar meer nog van alle ellende, pijn en verdriet die de vluchtelingen bij zich droegen.

Net zoals nu opnieuw het geval is, werden c.q. worden na het doorlopen van de asielprocedure met negatief besluit de mensen met hun hele hebben en houwen vóór de poort van het centrum gezet en ze maar moesten zien waar ze heen konden. Terug naar hun onveilige vaderland? Nooit, zag je ze denken. De meeste mensen, zelfs complete gezinnen verdwenen dan in de illegaliteit. Ze waren dan MOB in het jargon. Met Onbekende Bestemming vertrokken. Vaak werden ze opgenomen door een groep landgenoten die samen in goedkope huurflatjes woonden en illegaal werk verrichtten om zo aan eten te komen. Soms woonden ze in schuurtjes onder flats, soms konden ze alleen in de nachtopvang van het Leger des Heils terecht,  En sommige verdwenen over de grens om in een buurland te proberen te overleven. Want dat is het: overleven. En meer niet.

Bij de uitgezette personen waren vaak schrijnende gevallen. Een ouder echtpaar wat van hun laatste spaarcentjes door een smokkelaar vanuit Armenië naar Nederland was geholpen, hij doodziek en zij niet in staat voor hem te zorgen. Een moeder, die twee kindjes had van drie en vijf jaar die psychisch volkomen in de knoop zaten, waardoor moeder ze niet aankon en ze afranselde, de zieke jonge Afghaan en zo kan ik nog veel meer voorbeelden noemen.

Deze laatste groep op straat zetten, vonden wij als bestuur vaak onmenselijk. VluchtelingenWerk wist wie en wanneer zou worden uitgezet en als ze aan de criteria die wij als bestuur hadden opgesteld voldeden, werden ze ondergebracht in het opvanghuis. In 2002 werd onder druk van de Kerken en VluchtelingenWerk door de gemeente een woonhuis ter beschikking gesteld als opvanghuis voor deze meest schrijnende gevallen. Alle bewoners hadden een dringende reden om in Nederland te mogen blijven. Als VluchtelingenWerk zag dat er mogelijkheden waren, werd een herhaald asielverzoek ingediend en verbleven de vluchtelingen in het opvanghuis tot er een uitspraak was. De gemeente betaalde de huur en de vaste lasten van water, elektra en gas. De rest werd door de Kerken ingezameld. Daarvan kregen de bewoners leefgeld uitbetaald. Per week € 32,- voor een volwassene en € 16,- per kind. Reiskosten naar advocaten en IND, de hoogst noodzakelijke dokters- en tandartskosten of medicijnen werden ook door de Stichting gedragen. Daarvoor werd vaak een beroep gedaan op fondsen die zich het lot van deze mensen aantrokken. Hoe vaak ik geen bedelbrieven heb geschreven, kan ik me niet meer herinneren. Veel dus.
Van 2002 tot en met 2008 zijn er zo in totaal ruim 100 vluchtelingen opgevangen. Hiervan heeft de helft uiteindelijk een verblijfsstatus gekregen. Als ik alle  verhalen zou opschrijven van de mensen die in het opvanguis een periode hebben doorgebracht, ben ik vanavond nog aan het schrijven.
Maar één verhaal heeft me heel erg aangegrepen en zal me altijd bij blijven. Het is het verhaal van Koko.

Koko was niet zijn echte naam, maar de naam die hij gebruikte als hij zich voorstelde aan anderen. Hij kwam uit een plaats op de grens van Mauretanië en Senegal. Een gedeelte van Afrika waar de zon keihard regeert. We noemen het de Sahel. Er is alleen maar zand met hier en daar een bijna dode struik en soms een boom. De bewoners proberen een stukje grond te bebouwen om wat eten te hebben, maar de oogsten mislukken vaak. De koeien die men probeert te houden vanwege de melk staan vaker droog dan dat ze melk geven. Er was en is veel hongersnood.
Toch was het geen vredig gebied, nee. Er waren voortdurend grensconflicten, waarbij de aardolie die daar uit de grond kwam de inzet van de strijd was. De verschillende stammen vochten nietsontziend met elkaar. In Senegal, waar Koko dus vandaan komt, worden zwarte mensen onderdrukt door het andere deel van de bevolking. Koko had een pikzwarte huidskleur.
Hij voelde zich niet veilig in zijn land en vluchtte via Marokko en Spanje naar Nederland.
Eerst kwam hij in het asielzoekerscentrum hier in Dronten terecht. De IND vond echter dat hij geen verblijfsvergunning kon krijgen. Hij was gevlucht om economische redenen zeiden zij en niet vanwege het gevaar dat hij liep achtervolgd te worden vanwege zijn huidskleur. Hij kreeg al gauw vrienden hier in Nederland vanwege zijn vrolijke karakter, zijn doorzettingsvermogen en de wil om te overleven.

Nadat hij buiten de poort was gezet, kampeerde hij eerst in een klein tentje langs de weg naar het centrum. Tot de politie hem daar wegjoeg en hij ging zwerven.
Dat deed zijn conditie geen goed en toen hij ziek werd, is besloten dat hij in het opvanghuis een bed kon krijgen. VluchtelingenWerk ging aan de slag om alsnog een verblijfsvergunning voor hem te krijgen. Koko had een kamertje op zolder. Met een kleed was er een soort afscheiding gemaakt zodat de mensen die op zolder sliepen wat privacy hadden.

Op een middag voelde Koko zich niet zo lekker en hij vroeg aan een van de andere mensen in het opvanghuis om een doosje paracetamol te gaan halen. Dat werd voor hem gehaald, maar toen de jongen terugkwam en het aan Koko wilde geven, lag hij levenloos op zijn bed. De snel opgeroepen arts kon alleen nog maar de dood constateren. Koko overleed op 27-jarige leeftijd aan een hartstilstand, veroorzaakt door alle ellende en stress die hij in zijn jonge leven had meegemaakt.
Toen was Koko even nieuws, nu hij dood was.

Gelukkig hebben we het voor elkaar gekregen dat zijn lichaam naar Senegal is gebracht om daar begraven te worden. Hij mocht levend niet in Nederland blijven, zijn familie wilde niet dat hij dood alsnog in Nederland bleef. Heel veel mensen hebben bijgedragen aan de kosten van het transport en het vliegticket voor de neef die hem thuis heeft gebracht. Een paar maanden later hebben we de foto’s gezien van wat er na de aankomst van de lijkkist met Koko erin is gebeurd en hoe hij begraven is onder een prachtige boom vlak bij het dorpje waar hij geboren is en met al zijn familie om zich heen. Met een grote bus waar de kist bovenop werd vastgebonden, reisde iedereen mee naar zijn geboortedorp. Er werd gezongen en gedanst en gerouwd om Koko.
Hij mocht niet leven……..